Woord vooraf #12

Het heeft even geduurd, maar hier is dan ons nieuwe nummer, dat opent met misschien wel de mooiste beginzin die we ooit in PLUK hebben gehad. Wie er een beetje een antenne voor heeft, voelt onmiddellijk aan dat hier zo’n tragikomische Russische meester aan het woord is. Het verhaal van Aleksej Salnikov is niet na te vertellen en hooguit samen te vatten als: ‘Misschien toch maar die griepprik halen?’
 
We vervolgen met nog iets dat niet is na te vertellen, maar dit keer is het de hoofdpersoon van het verhaal die met het probleem zit. Zij is een tiener van Arabische afkomst die aan haar immigrantenouders de films moet uitleggen die ze in hun nieuwe land zien. ‘Een film niet begrijpen, dat was in Amerika net zoiets als analfabeet zijn.’ De culturele kloof waar zij schrijlings overheen staat is enorm. En let ook op het taalgebruik dat dit prachtig illustreert.
De derde vertaling betreft een fragment van de hier nog nauwelijks bekende Duitse schrijver Mario Wirz (1956-2013). Eenzaamheid, ziekte, wanhoop, een leven op drift, je vastklampen aan de verkeerde mensen, dingen doen die je maar beter niet aan je moeder kunt vertellen, overleven, maar goed is het nooit. ‘Je bent nog steeds een boerenkinkel. Iedereen kan meteen aan je gezicht zien wat je denkt en voelt.’
 
Australië was lang een witte vlek op de kaart en literair gezien is het dat in bepaald opzicht nog steeds. Vraag mensen maar eens om drie Australische auteurs te noemen. Menigeen haalt dat niet. De veertiger Mark Brandi mag helpen die onbekendheid te verminderen. Lang fragment. Korte zinnen. Een jochie van elf woont alleen met zijn vader op een afgelegen boerderij in Tasmanië. De buitenwereld mag er van zijn vader niet doordringen. In het dorp achter de heuvels komen ze niet. De jongen weet niet waarom. Vragen leiden tot antwoorden die alleen maar meer vragen oproepen. Hij lijkt te worden voorbereid op een leven zonder andere mensen.

Onze inmiddels traditionele Japanse bijdrage is wederom een ogenschijnlijk simpele vertelling met een morele boodschap met een universele lading. Eén beeld, oplopende spanning, de wetten van de natuur worden getart: breekt de draad van de spin? De slechterik bungelt eraan. Waar moeten we op hopen? Ryūnosuke Akutagawa’s verhaal dateert uit 1918, maar het thema is geen dag verouderd.
 
Sylvia Townsend Warner (1893-1978) is voor veel literatuurminnaars zo iemand uit de categorie ‘wel van gehoord, nooit iets van gelezen’. Hier komt de kans. Ze heeft een heel eigen, originele stem: ‘Er stond een oostenwind, doordringend en doortastend – een voorjaarsschoonmaakwind, dacht ik.’ Vergeet dat maar eens. En als de verteller een trap geeft tegen de vuilnisbak, antwoordt die ‘met een zacht meerstemmig gerammel’. Zo verrijkt Warner schijnbaar terloops je belevingswereld.
 
Vertaalster Els Thant noemt Las voladoras (2020, De gevleugelde heksen) van de jonge Ecuadoriaanse Mónica Ojeda een goed voorbeeld van de ‘New Latin American gothic’, een krachtige nieuwe stroming in de Zuid-Amerikaanse literatuur. Niet voor kleinzerige zieltjes, niet voor mensen met een afkeer van lichaamssappen, niet voor lezers die zaken liever onder de mantel van het eufemisme bedekken, maar ook niet voor mensen die alles letterlijk opvatten. Steengoed dus.

De redactie