‘Mijn wens ging in vervulling’ luidt de openingszin van het eerste fragment in deze PLUK. Dat geldt voor ons allemaal, trouwe lezers, want we hebben eindelijk weer een prachtig nieuw nummer. We maken voortaan één PLUK per jaar, die dan wel aanzienlijk dikker is. Er zijn dit keer vijftien vertalingen gekozen uit de vele inzendingen, waaronder de eerste ooit uit het Lets. Ook die uit het Montenegrijns is een primeur.
Het optimistische begin is overigens – het is wel literatuur natuurlijk – maar schijn, want lang niet alles bij Daniela Dröscher (iemand om in de gaten te houden) is koek en ei.
Brenda Lelie heeft het op zich genomen de Letse literatuur voor ons te ont- sluiten. Ze geeft hier een voorproefje vol levendige dialogen uit een verhaal van Andra Neiburga.
En we zijn Letland nog niet uit of we zitten met de Hongaarse Diána Vonnák in een taxi in Kiev, op weg naar een zuigcurettage. De betrokkene doet er verbazend luchthartig over.
Dan gaan we tweeënhalve eeuw terug, naar een briefwisseling uit 1775 tussen de 81-jarige Voltaire en een tijdgenoot. De eerste antwoordt op de hoffelijke vraag naar zijn gezondheid even hoffelijk dat hij zich al eenentachtig jaar ziek voelt. Hetgeen zijn ijdelheid overigens niet in de weg zit, want hij is ontevreden over hoe zijn correspondent hem in een tekening heeft afgebeeld (‘als een kreupele aap’). Volgt enige beleefde onmin tussen de heren.
De volgende bijdrage, van de vergeten grootheid Franziska zu Reventlow, dateert uit 1917 en wordt door haar vertaalster vergeleken met Villa des Roses uit 1913. Het pension vol vreemde vogels staat ditmaal op een niet nader te noemen Spaans eiland.
Lena Ruth Stefanović (1970) heeft een grote naam in Montenegro, dus het is een eer dat wij de eerste drie Nederlandse vertalingen van haar werk kunnen afdrukken.
Lucy Caldwell is een jonge, veelbelovende Noord-Ierse schrijfster die ons in dit fragment voorstelt aan een tweetal uiterst brutale Belfastse schoolmeiden. Het vertelplezier spat er vanaf. Lucy Caldwell komt er wel, en die meiden ook.
Vertaler Evert Oudenes plaatst Suchbild (Beeldraadsel) van Christoph Meckel in de zogeheten Duitse Väterliteratur, geschriften over hoe vaders zich hebben geweerd/gedragen/gedrukt tijdens de jaren van het Derde Rijk. Het zijn de boeken die de vaders zelf niet hebben geschreven, of niet konden schrijven. Binnen het genre baarde Meckel in 1980 opzien met deze tekst.
Dat er van de Amerikaanse hardwerkende moeder Tillie Olsen (1912-2007) nooit eerder iets in het Nederlands is vertaald is onbegrijpelijk en eigenlijk ook onvergeeflijk. Lees het fragment uit ‘Ik sta hier te strijken’ en u zult het beamen.
‘Ik leg mijn eieren in volle vlucht’ dichtte Krijn Peter Hesselink ooit, en die regel schiet je te binnen bij het lezen van de onstuitbare woordenvloed van de Oostenrijker Josef Winkler. De tekst werd geschreven tijdens een reeks slapeloze nachten, waarin hij terugdacht aan zijn benauwende kindertijd in een dorp. Gelukkig heeft Winkler een zeer uitgeslapen Nederlandse vertaler getroffen, die de angstige ijldromen helder heeft weergegeven.
Sabbat van Kathleen Jamie, sinds 2021 de Schotse Makar (dichter des vaderlands), lijkt ons vervolgens naar het andere uiterste mee te voeren, te weten de totale (zondags)rust van een eiland in de Buiten-Hebriden. Maar die rust is bedrieglijk, want de gedachten en herinneringen van de vertelster staan niet stil.
Waren we al in China geweest? In het seksueel verbazingwekkend openhartige verhaal ‘Huang de Negende’ van Pu Songling (1640-1715) horen we over de lotgevallen van een vijftienjarige jongen die ‘qua voorkomen en flair de schoonheid van iedere vrouw overtrof ’.
Het vertalen van de in een technisch hoogstaande, dwingende vorm gegoten verzen die de Amerikaan W.D. Snodgrass in The Fuehrer Bunker wijdde aan mevrouw Goebbels, haar kinderen en hun collectieve dood, is gekkenwerk. Des te mooier dat een jonge Leidse dichter het lef heeft getoond zich eraan te wagen. Het resultaat van zijn inspanningen bevat enkele zinnen die gerust als instant-klassiek mogen worden bestempeld. Hardop lezen.
Igiaba Scego is een Italiaanse van Somalische afkomst die twee Afro-Amerikaanse vrouwen uit de negentiende eeuw, een kunstenares en een activiste, samensmolt tot één ijzersterk personage. In het hier vertaalde fragment gaat ze scheep. In de tegengestelde richting van haar tot slaaf gemaakte voorzaten. Liggen de verhoudingen nu anders? Hooguit subtieler.
En met Simone Lappert springen we ten slotte, letterlijk en figuurlijk, deze PLUK uit. Wij wensen u veel leesplezier.