Wie dit blad met een zucht van verlichting heeft opengeslagen om even verlost te zijn van pandemieberichten en sombere toekomstbeelden kan de eerste bijdrage misschien maar beter overslaan. Of nee, juist niet! De dystopie van de Chinees-Amerikaanse schrijfster Ling Ma, waarin een negental New Yorkse yuppen een ziekte heeft overleefd die de rest van de wereldbevolking lijkt te hebben uitgeroeid, is een lichtvoetige variant binnen het genre. De negen kantoortijgers (‘we wisten niets, dus we googelden alles’) moeten leren dingen zelf te doen, want het aanvankelijk nog functionerende internet is al snel in een zinkgat verdwenen. Hun hulpeloosheid is hilarisch. Maar het boek heeft heel wat meer om het lijf. En dat de ondertoon licht wanhopig is, begrijpen we best.
Van de veelzijdige Fransman Arnaud Cathrine krijgen we vervolgens één van de vijfenzestig korte (soms zeer korte) verhalen uit zijn meest recente bundel. Vertaler Jacqueline Wermers merkt op dat Cathrine als het ware de levens steelt van de mensen die hij observeert en beschrijft. Het zijn een soort snapshots of korte filmpjes. In het hier opgenomen verhaal besluit iemand de raadselachtige, zich verward gedragende Parijse overbuurman eens te volgen als die de deur uitgaat. Straat, metro, overstap, winkelcentrum. Komen we iets te weten?
In PLUK 9 staat tot onze trots een flinke lap toneeltekst, en nog wel van Kristina Lugn, een Zweedse coryfee die ook buiten haar eigen land erkenning verdient. Voorafgaand aan het fragment uit De nachtoriëntatielopers is Lugns inleiding bij dit werk afgedrukt. Het is een vierentwintigkaraats, cryptische intentieverklaring waaruit je moeiteloos vijf aforismen zou kunnen halen. Lugn wordt niet voor niets vaak met Beckett vergeleken.
Evenals Ling Ma is Weike Wang een jonge, ambitieuze Chinees-Amerikaanse met een enigszins ironisch-afstandelijke kijk op het moderne leven. In het hier afgedrukte fragment uit haar verhaal ‘Omakase’ vormen sociale gevoeligheden en ongeschreven codes de achtergrond waartegen zich een sushidinertje voor twee afspeelt. De vrouw is bang dat ‘de man’ (hoe hij heet weten we niet) een faux pas zal begaan, maar voelt zich tegelijkertijd aangetrokken tot het onbekommerde gemak waarmee hij zich met jan en alleman onderhoudt. Kan het ooit echt wat worden tussen die twee? Voilà, je hebt nog maar een klein stukje gelezen en er lijkt daarin weinig spectaculairs te gebeuren, maar je leeft allang met haar mee.
De voorlaatste bijdrage in dit nummer is een excerpt uit ‘De man die terugkeerde’ van de Japanse verhalenschrijver, romancier, dichter, vertaler en literaire éminence grise Natsuki Ikezawa. Twee mannen in een rubberboot reizen traag stroomopwaarts door een landschap dat nauwelijks houvast biedt. En geleidelijk aan verliezen ook wij als lezers het gevoel dat we grond onder onze voeten hebben. Gaan we, in gedachten, niet alleen stroomopwaarts maar ook terug in de tijd? De ‘site’ die onze bestemming is, is al even raadselachtig en lijkt behekst. En hoe betrouwbaar is de verteller eigenlijk? De onwezenlijke sfeer is die van een heldere droom.
Het is bijna ongelooflijk dat in de rijkdom aan oude en jonge Ierse schrijvers die we in vertaling in de boekwinkels kunnen vinden meesterverteller Seán Ó Faoláin (1900-1991) nog altijd ontbreekt. Niet voor niets is de meest prestigieuze jaarlijkse Ierse prijs voor het beste korte verhaal naar hem genoemd. Als introductie op zijn werk en als uitsmijter van deze PLUK serveren we zijn verhaal ‘De forel’, dat geheel voor zichzelf kan spreken.